De taal van het hart, artikel voor Depositum Custodi

In een serie van drie artikelen hopen wij na te gaan hoe de Bijbel en de wetenschap spreekt over de liefdesrelatie tussen man en vrouw. Hierbij zullen wij het eerste artikel wijden aan verkering, het tweede aan het huwelijk en ten slotte sluiten we af met een artikel over single zijn. De artikelen zijn geschreven met het doel om een beter verstaan van Gods Woord te bewerkstelligen, enkele praktische handvatten te geven en op te roepen tot verdere bezinning en discussie. Dit alles met de wens dat de Heere Zijn zegen wil verbinden aan deze artikelen.

Tekst: Gerdien Beens en Alexander Treur

Genesis 1: Hoe het was

Lezen: Genesis 1:26-28 en 2:18-25
Het was de zesde scheppingsdag geweest. Een dag waarvan de Schrift ons vertelt dat God zag wat Hij gemaakt had en het zeer goed vond. Opvallend. Wat was er die dag gebeurd?
De Heere had die dag bevolen dat de aarde het kruipende gedierte en het vee zou voortbrengen. Voortgekomen uit de aarde zag de Heere dat het goed was.

Het paradijs als toonbeeld van Gods majesteit en heerlijkheid was echter nog niet compleet. Er moest nog iets uit de aarde voortkomen. Iets wat de Heere niet zomaar beveelt, maar waarbij Hij in heilige consultatie en samenspraak met Zichzelf treedt (Calvin 91). ‘Laat Ons mensen maken naar Ons beeld, naar Onze gelijkenis.’ Het werd Adam. Een mens, geformeerd en gemaakt uit het stof der aarde. Gemaakt uit de aarde zodat hij affiniteit met de dieren en zijn omgeving zou hebben (Gen. 1:24). Maar er is meer. Het gaat dieper. Naast de overeenkomsten tussen mens en dier is er ook grote distinctie tussen beiden. De unieke aard van de mens, zijn morele, psychische, spirituele, mentale en relationele capaciteiten laten zien dat de mens beelddrager is van God. Een weinig minder dan de engelen werd Adam met eer en heerlijkheid gekroond (Ps. 8:5). Dat wij geschapen zijn naar het beeld van God geeft onze grote waarde aan. Een waarde die echter niet autonoom is, maar haar oorsprong vindt in God als de Bron van het leven (ESV 2528).

Hebben we er weleens bij stilgestaan, hoe het was in den beginne? Hoe de Heere God uit oneindige liefde ons een volmaakt paradijs had geschonken? En dat, ook na de zondeval, de Heere ons blijft opzoeken en de mens nog steeds kroon van de schepping is en dat door Gods genade ook mag blijven? Laat het naast een uitroepen om genade ook een loflied voortbrengen als wij kijken naar de capaciteiten van de mens, die door God gemaakt is. Augustinus omschreef dit geheim eens zo treffend: ‘En dan gaan de mensen erop uit om met verbazing te kijken naar hoge bergtoppen, naar de machtige golven van de zee, naar de brede stromen van de rivieren, de wijdheid van de oceaan en de banen van de gesternten, maar voor zichzelf hebben ze geen aandacht’ (Augustinus 226).

Adam is gemaakt naar Gods beeld. Gezegend met een groot intellect en vol van kennis, rechtvaardigheid en heiligheid. Maar beelddrager zijn betekende meer. Het betekende dat Adam de capaciteiten en opdracht had om vruchtbaar te zijn en de aarde te bewerken. Eén van zijn eerste taken was om alle dieren een naam te geven. Zoals de Heere de dagen en nachten, het firmament, de aarde en zee en alle sterren hun naam had gegeven, mocht Adam dit bij het gedierte van het veld en het gevogelte van de hemel doen (Henry 16). Ook hierin was de mens de kroon van de schepping, namelijk dat hij verantwoordelijkheid droeg over de aarde en de dieren. Als vertegenwoordiger en afgezant van de Schepper. De schepping van de mens, voortgekomen uit de raad Gods (1:26), op een bijzondere wijze (2:7) met een belangrijke taak (2:19) en de Heere zag dat het zeer goed was (1:31).

Maar dan lezen wij plotseling dat er iets niet goed is. Namelijk dat de mens alleen is. Adam vond namelijk geen hulpe, die als tegen hem over ware (2:20). Dat wil zeggen dat er niemand was die hem aanvulde (Wenham 68). Onze eerste vader heeft ernaar gezocht, doch niet gevonden (Molenaar 19). Maar toen deed de HEERE God, de trouwe Verbondsgod Die bijeen brengt wat Hem behaagt, een diepe slaap op Adam vallen. Hieruit volgt de reden voor dit artikel, de reden waarom de mens niet alleen over deze aarde hoeft te gaan. Want God heeft de vrouw geschapen en haar tot Adam gebracht. Gemaakt uit Adam, zodat hij haar zou (h)erkennen als zijn vrouw en de vrouw haar geluk en vrede bij de man zou vinden (Calvin 132). En dan spreekt de Schrift zo teer dat God Zelf haar tot Adam bracht. Wat moet dat zijn geweest! Adam die zijn ogen opent en haar ziet. In tere liefde, verwondering en verrukking barst hij los in de eerste lofzang die in de Bijbel staat opgeschreven: ‘Been van mijn benen, en vlees van mijn vlees’ (Gen. 2:23)! Ze mochten tot één vlees worden. Dat betekent: samen aaneengegroeid, als een levend organisme in natuurlijk en geestelijk opzicht (Molenaar 22). Zie hier de instelling van het huwelijk als één van de schoonste gaven die ons uit het paradijs zijn nagelaten.

Adam, geschapen als beelddrager van God. Wat een eer! En zie, het was zeer goed. Goed, omdat de Heere van eeuwigheid de Eerste is. Omdat Genesis 3 Hem niet overviel. Adam is namelijk ook het eerste archetype van Christus, de tweede Adam. Net zoals Manninne uit de schoot van Adam voortgebracht werd toen hij sliep, werd uit de schoot van Christus, toen Hij de slaap des doods sliep aan het kruis, de duurgekochte Kerk voortgebracht. Gewassen en gereinigd door het bloed en water uit de zijde van onze Heiland (Henry 16).  

Genesis 3: Hoe het werd

Lezen: Genesis 3
Adam, aangesteld als rentmeester van de aarde, had alles wat hij nodig had voor de ontwikkeling van zichzelf en de aarde. De bomen voorzagen hem van eten, de zorg voor de tuin gaf fysieke bezigheid, de besturing en genieting van het dierenrijk gaf een expansie van het intellect en in dit alles stond zijn vrouw hem liefdevol nabij (Keil & Delitzsch 91). Het was zeer goed, want de mens voldeed aan zijn doel: leven tot eer van God (Goligher, The Jesus Gospel 19).

Echter, het wordt anders. De duivel in de gedaante van een slang opent de aanval op de mensheid en ten diepste op God Zelf (Goligher, The Jesus Gospel 21). ‘Is het ook dat God gezegd heeft: “Gijlieden zult niet eten van allen boom dezes hofs?’” De slang spreekt niet over God als HEERE, zodat Manninne niet aan het liefdevolle verbond herinnerd zou worden. En Manninne zwicht. Ze verdraait Gods woord, want de Heere had gezegd dat ze van allen boom mocht eten (2:16). Ook neemt Manninne de benaming van de slang over en voegt ze aan de woorden van God toe dat men de boom zelfs niet mocht aanraken! Wat een ondankbaarheid. De duivel verstaat de kunst van het verleiden (Wenham 74). Ze eet. Ook Adam steekt de vrucht in zijn mond en beiden merken dat ze naakt zijn. De vertrouwelijke onschuld wordt verruild voor de angst van de schuld (Wenham 76). En is dit dan het einde? Nee, niet het einde, want God komt de zondaren opzoeken. Wat een wonder.

De rest van de geschiedenis is ons bekend. In dit donkere hoofdstuk zien we hoe Adam de schuld op Manninne wil afschuiven door niet langer zijn verantwoordelijkheid als echtgenoot te nemen (Molenaar 25). Hoe Adam en Manninne verdreven worden uit de hof van Eden, omdat God niet wil dat de mens voor eeuwig in de zondige staat zal verkeren (3:22). Wat een pijn, wat een verdriet, maar het blijft hier niet bij! Het Evangelie breekt door. De Verbondsgod spreekt de moederbelofte uit. Ook maakt God uit tere liefde rokken voor Adam en Eva. De mens als beelddrager Gods wordt hier door God Zelf gekleed. De dieren die moesten sterven voor de vellen van de kleding, wijzen heen naar Christus Die stierf om onze schuld te bedekken. Zo wil de Heere de gemeenschap met de mens herstellen. Opdat wij Hem dienen zouden zonder vrees (of schaamte!). Adam hoort de moederbelofte van God en belijdt dat deze belofte het Leven bevat. Manninne wordt Eva (letterlijk ‘leven’). Zijn bruid krijgt een nieuwe naam en de rest van zijn leven zal hij eraan herinnerd worden hoe het is geweest, maar ook aan hoe het zal worden (Goligher, The Jesus Gospel 29). Christus zal Zijn bruid hebben. Ons rest de vraag: Zal Hij ook mijn Bruidegom zijn (Van der Poel 14)?

Anno 2010: Hoe het is

Anno 2010 leven we in een gebroken wereld waarin de gevolgen van onze diepe val doordringen tot in relaties in de breedste zin van het woord. Hoe meer de tijd verstrijkt, hoe meer het Schriftwoord waarheid blijkt dat de liefde van velen zal verkouden (Mattheüs 24:12). De verhouding tussen God en mens, mens en dier, en de mensen onderling is verstoord (Wenham 78). Misschien is wel het meest duidelijke voorbeeld hiervan dat het aantal echtscheidingen de laatste jaren stijgt. Een op de drie huwelijken in Nederland loopt volgens cijfers van het CBS op de klippen. In de Verenigde Staten loopt zelfs een op de twee huwelijken uit op een echtscheiding. Een rampscenario, zo lijkt het. Het paradijs ligt ver achter ons en ware liefde wordt maar weinig gevonden. Populaire kunst en muziek roepen ons op om romantiek en liefde te blijven beladen met ons diepste hartsverlangen naar betekenis en transcendentie (Keller 44). Maar duizenden misleiden zichzelf met het idee dat ze ‘liefde’ hebben, terwijl ze die niet hebben omdat ze de Schrift niet verstaan. Hun liefde is niet de Bijbelse liefde (Ryle 131).

Hoe dit gebrek aan liefde in de wereld gekomen is, weten we. Genesis 3 is daar maar al te duidelijk over. Oprechte, christelijke liefde (agapè) is uit onze natuur verdwenen. De moderne mens anno 2010 kan raketten naar de maan sturen, maar kan vanuit zichzelf God, zichzelf en de naaste niet met een ware Bijbelse liefde liefhebben. Enkel in het hart, dat heeft geleerd om Christus te omhelzen door het geloof, wordt de christelijke liefde uitgestort. Ware liefde is een vrucht van de Heilige Geest. Hij die deze liefde wil bezitten, moet aan Christus’ voeten gaan zitten en die van Hem leren (Ryle 137).

De DC’er
Midden in deze wereld staat en leeft de DC’er. In onze zedeloze maatschappij blijft Gods Woord betrouwbaar als gids en leidraad. Ook wat betreft relaties in het algemeen en verkering in het bijzonder, hebben we wijsheid van Boven nodig.

Naast de snel veranderende maatschappij staat ook de DC’er zelf bloot aan tal van veranderingen en groeimomenten. De studietijd is een belangrijke periode van vorming en ontwikkeling voor de meeste DC’ers. In de groei van adolescent naar volwassene komen er tal van belangrijke keuzes op ons af.

Naast de beroepskeuze zal ook de keuze voor een levenspartner moeten worden gemaakt (Van der Graaf 96). Deze keuzes dienen gemaakt te worden op een betrekkelijk jonge leeftijd, waarin men nog weinig levenservaring heeft (Hoek-Van Kooten 47). Het is daarom van belang om ook in deze fase van het leven, in de gezinnen, in de kerk en op DC, na te denken over deze belangrijke zaken.  

Verkering
Omwille van de ruimte en het belang van dit onderwerp zullen wij nu trachten op een wat meer puntsgewijze manier door de belangrijkste elementen van ‘verkering’ heen te gaan. Uiteraard maken wij ons geen illusies dat dit artikel het laatste woord heeft, laat staan alle kanten van de zaak dekt. Daarom roepen wij hartelijk op tot verdere, persoonlijke bezinning vanuit Gods Woord.

Allereerst, wat is verkering eigenlijk? Verkering komt voort uit verliefdheid waarbij je honderd procent zeker weet dat je een relatie met die ander wilt aangaan. Je bent direct dolgelukkig en twijfelt geen moment. Alles gaat goed en je bent nog nooit zo gelukkig geweest.

Deze omschrijving, samengesteld vanuit populaire, seculiere gedachten over het hebben van een liefdesrelatie, laat goed zien wat verkering in ieder geval niet is. Zoals de lengte van de literatuurlijst doet vermoeden, hebben wij behoorlijk wat bronnen gebruikt. Deze waren echter niet allemaal even bruikbaar en dat kwam vaak door het gebrek aan een gegronde, Bijbelse antropologie. Ook in christelijke lectuur wordt helaas nogal eens uitgegaan van de maakbare mens. Nu is het zeker waar dat door goede communicatie een heleboel (relatie)leed kan worden voorkomen, maar het is verkeerd om te denken dat de complexiteit van intermenselijke contacten ten volle kan worden bestuurd door het zoveel mogelijk veranderen van karakters en gemoedstoestanden. Anders gezegd: de vraag naar wie de mens is, en waar diens grenzen liggen, komt ook hier om de hoek kijken. Zoals wij al hebben geconstateerd, kan de mens van nature niet die Bijbelse liefde voortbrengen waarin Adam en Eva zich mochten verheugen. De zondeval heeft het menselijk bestaan in al haar facetten aangetast en het is van belang om hier terdege rekening mee te houden.

In een verkering komen twee zondige mensen bij elkaar, die de hulp van de Heere tijdens de verkerings-, verlovings-, en huwelijkstijd hard nodig hebben. Niet dat met dit statement alle problemen weg zijn, maar het spoort ons wel aan om de troon der genade te blijven naderen in het geloof dat de Heere nog steeds Zijn hulp en bijstand wil bewijzen, ook wanneer men dat allerminst verwacht. Het zou de christenheid sieren ook hier voor haar Maker en Schepper te buigen en het is soms schrijnend te lezen dat allerhande tips aan ongetrouwde en getrouwde stellen worden gegeven, zonder de Heere op de eerste plaats te stellen.

Dan nu over naar de correcte beschrijving van verkering en hoe deze over het algemeen tot stand komt. Etymologisch gezien is het begrip afkomstig van het woord ‘verkeren’, dat letterlijk betekent: ‘omgaan met’. Deze, vaak mondeling afgesloten verbintenis, komt met beider toestemming tot stand na een periode van kennismaking. Deze periode kenmerkt zich weer door het verliefd zijn. Het begrip verliefdheid is nog het beste in verband te brengen met het woord ‘verlangen’ of beter gezegd: ‘intens verlangen’ (Hoek-Van Kooten 12). Je hebt vlinders in je buik en voelt je verbonden met de ander. In gedachten heb je al hele gesprekken met hem of haar gevoerd. Het verliefde gevoel geeft kleur aan het leven. De bekende arts Alie Hoek-Van Kooten vergeleek het eens met het hebben van een minipsychose(!) Eigenlijk is je realiteitszin wat verstoord (Hoek-Van Kooten 17). Zo vergroten verliefdheidsgevoelens als het ware je normale emoties, waardoor je op het ene moment, als je bijvoorbeeld een leuk sms’je hebt gehad, het gevoel hebt dat je kunt vliegen, terwijl je het op een ander moment helemaal niet meer ziet zitten en je bijna moe wordt van alle ambivalente gevoelens en gedachten.

Verliefdheid is dus een wonderbaarlijk iets. Je hebt een bijzondere sympathie voor iemand zoals je die voor niemand anders in de wereld hebt. Toch zitten er ook nadelen aan. Het kost veel energie en als je verliefdheidsgevoelens niet beantwoord worden, of als de verkering uiteindelijk toch over (‘uit’) gaat, kan dat veel pijn geven. Aan dit laatste hopen wij in het derde artikel meer aandacht te besteden.

Belangrijk is evenzo de vraag: waarom worden wij eigenlijk verliefd? Deze vraag laat een zekere passiviteit zien. Je ‘wordt’ verliefd. Toch ligt de werkelijkheid complexer. Hoewel een verliefdheid niet valt te forceren, heb je toch een zekere controle over je gevoelens. Het is om deze reden dat het Engels spreekt over ‘to fall in love’, waar het passieve element in naar voren komt, en het Duits over ‘sich verlieben’ spreekt, waar men meer uitgaat van de actieve kant van de zaak.

De reden voor verliefdheid laat zich misschien het beste vangen in een vergelijking. Verliefdheid is net als de startmotor van een auto. Zonder de startmotor komt de motor niet op gang en blijft men stilstaan. Zo is het ook met verliefde mensen. Waarom zouden anders twee mensen die niet door een bloedband verbonden zijn, elkaar beter willen leren kennen, ja, zelfs verlangen om gezamenlijk de rest van hun leven door te willen brengen?

Verliefdheid is daarom ook nooit een doel op zich. Het vervult je helemaal en geeft je de moed om met die ander in contact te komen. Naast het doel van het krijgen van een relatie is het tweede doel het leren kennen van de ander. Verkering is dus geen eindstation, maar wel een wissel. Eerst draaide je wat om elkaar heen, maar als het hoge woord eruit is, ga je echt samen verder in het groeiproces naar het huwelijk. Uiteindelijk neemt de motor het over van de startmotor en wordt verliefdheid vervangen door liefde. Dit is maar goed ook, want verliefdheid kost veel energie en staat in je gedachtewereld zozeer op de voorgrond, dat het niet goed zou zijn als dat je verdere leven zo doorging (Hoek-Van Kooten 39).

Overigens dient hier wel een belangrijke kanttekening bij gemaakt te worden. Niet enkel verliefdheid krijgt de ‘motor van de liefde’ op gang. Ook sympathie kan voor sommige mensen genoeg zijn om een relatie aan te gaan. Verliefdheid is in wezen ook een luxe. In vroeger tijden lag de nadruk minder op emoties en gevoelens. Waar overleven het motto van de dag was, lag de nadruk minder op aanwezigheid van (wederzijdse) gevoelens. En wat te denken van uithuwelijken? Een praktijk die ten tijde van de Bijbel vaak gebezigd werd. Het is onjuist te denken dat al die huwelijken zonder liefde, oftewel ‘gruwelijken’, waren (Van der Poel 10). Men denkt vaak dat hoe verliefder men is, er des te meer de garantie is dat het in de toekomst wel goed zal zitten. Echter, dat is pertinent niet waar! Karakter, aanleg en de voorgeschiedenis bepalen voor een ieder afzonderlijk in welke mate hij of zij verliefdheidsgevoelens zal ervaren voor de ander. Iemand die voor de eerste keer verliefd is, zal de warme gevoelens veelal sterker ervaren dan iemand die wat ouder is en/of al vaker verliefd geweest is. Ook kunnen eerdere teleurstellingen of zelfs beschadigingen waar iemand op dit gebied mee te maken heeft gehad, meespelen. Ieder mens neemt weer een eigen geschiedenis mee.  

Dat de vergelijking tussen verliefdheid en een startmotor niet zomaar uit de lucht is gegrepen, blijkt ook uit wetenschappelijk onderzoek. Onder een groot aantal wetenschappers bestaat de consensus dat verliefdheid niet meer is dan een chemisch proces in de hersenen dat na verloop van tijd (variërend van een half tot twee jaar) vanzelf verdwijnt. Dit betekent dat er al tijdens de periode van verliefdheid getracht moet worden om het ‘hoofd koel te houden’, en niet al je hoop op de mate van verliefdheidperikelen te stellen. Deze kunnen namelijk fluctueren afhankelijk van hoe je jezelf op een bepaald moment voelt.   

Zoeken en ontvangen
Adam zocht een hulpe en de Heere schonk hem die. Net als Adam zijn ook wij van God afhankelijk. Dit betekent echter niet dat wij geen verantwoordelijkheid dragen. De mens dient, binnen de kaders van de Schrift en de criteria die zij geeft voor een eventuele partner, naar een levensgezel te zoeken. Voor het geloof zijn afhankelijkheid en verantwoordelijkheid geen tegenstelling (Van Kooten, Aan Zijn voeten 101). De Bijbel laat ons troostrijk zien dat de Heere de schepping en ook onze levens in Zijn hand houdt. Hij brengt onze partners op onze weg door Zijn Vaderlijke hand. Over voorzienigheid gesproken! In het tweede artikel hopen wij dieper in te gaan op het verband tussen relaties en voorzienigheid.

Criteria
De meeste mensen hebben weleens nagedacht over hoe hun latere levenspartner eruit zal zien en aan welke criteria hij of zij moet voldoen. Dit is niet vreemd, sterker nog, we lezen van Adam ook dat hij zocht naar iemand waarmee hij het leven kon delen. Deze hang naar een partner heeft de klap van de zondeval overleefd. Deze taal van het hart spreekt nog steeds, zij het dan dat zij niet altijd de juiste toon aanslaat. Zoals gezegd, dienen we te beseffen dat we in een gebroken schepping leven en dat wij zondaars zijn. Criteria hebben is daarom goed, mits ze realistisch blijven. Volmaakte mensen zijn er aan deze kant van het graf niet en het is goed te beseffen dat je toekomstige partner ook mindere kanten zal hebben. Door dit te onderkennen behoed je jezelf voor te hoge eisen en verwachtingen.

Zoals eerder beschreven, is verliefdheid niet een doel op zich. Het huwelijk is het uiteindelijke doel. Hoewel de verkering een tijd is waarin men de ander beter kan leren kennen, dient men hiermee niet lichtvaardig om te gaan. Niet alleen het hart, maar ook het verstand dient te spreken. Dit is soms moeilijk, omdat verliefdheid ervoor kan zorgen dat je de dingen door een roze bril ziet. ‘Past de ander bij mij?’ is een belangrijke vraag. Is er overeenkomst in interesse, hobby, karakter, achtergrond, leeftijd, et cetera (Van Vlastuin 31)? Of zoals een predikant eens zei: ‘Kun je met de ander lachen, bidden en huilen?’ Dit klinkt op het eerste gehoor wat apart, maar eigenlijk omvat het alles waar je aan moet denken.

Op dit punt willen wij als auteurs even pas op de plaats maken. Er zijn namelijk een paar belangrijke kanttekeningen als we spreken over criteria, oftewel: overwegingen waar vanuit men kan bepalen of er potentie in de toekomstige relatie zit. Zo is het van belang te realiseren dat ieder mens positieve en minder positieve karaktereigenschappen heeft en dat een relatie er juist voor kan zorgen dat je als mens ‘completer’ wordt. Ieder mens is verschillend en je hoeft dus niet iemand te zoeken die op alle punten op je lijkt. Gelukkig niet. Dit lijkt allemaal vanzelfsprekend, maar helaas zijn er nogal wat relaties stukgelopen omdat de een de ander op een ongezonde manier wilde veranderen. Men is dan niet langer een twee-eenheid maar een symbiose waarbij er hoe dan ook alleen maar verliezers zijn.

Een tweede kanttekening is de vraag wanneer je genoeg van de ander weet om een relatie aan te gaan. Goede observatie is belangrijk, maar het aangaan van een relatie is ergens ook een sprong in het diepe. Overigens wel een sprong die je dan samen neemt! Je kunt niet blijven wachten totdat je de ander volledig kent, daar is de verkeringstijd namelijk (ook) voor. Het kost tijd om samen te groeien naar die harmonische twee-eenheid die voor een gelukkig huwelijk van zo’n groot belang is (Van der Graaf 102). Vooral onzekere mensen of mensen die erg perfectionistisch zijn, willen vaak eerst voor de volle honderd procent helderheid hebben. Veel getob daarover maakt dat een verliefdheid soms niet goed op gang kan komen, waardoor alle vervolgstappen ook stagneren (Hoek-Van Kooten 40). Het beste is om hier biddend mee om te gaan en vooral de tijd te nemen om de ander op vriendschappelijke basis te leren kennen. Dit is een proces waarbij je best andere personen (bijvoorbeeld ouders, wederzijdse kennissen, goede vrienden) mag raadplegen.

Het Koninkrijk Gods
Zoals we allen waarschijnlijk weten, verbiedt de Schrift om een liefdesrelatie aan te gaan met een ongelovige. Op plaatsen waar men spreekt over de houding van de ene partner die de andere partner tot het geloof dient te bewegen, gaat het meestal over een huwelijk dat reeds gesloten was voordat een van de twee tot geloof kwam (1 Petr. 3:1). Nu is de Heere bij machte om door de een de ander tot Zich te trekken, zeker, maar Gods mogelijkheden mogen niet onze norm zijn (Van Vlastuin 39). Als de Heere je lief is geworden, wil je toch iemand met wie je dit kunt delen? Daarbij leert de Bijbel ons dat men of een kind van de Heere is of van de duivel, de overste dezer wereld(!). Een christen dient altijd de volgende vraag te stellen: ‘Staat God het toe om met deze persoon een relatie te beginnen?’ Er is een diepe vijandschap tussen het zaad van God en het zaad van de slang. Er kan geen echte vrede tussen deze twee bestaan (Swanson 14). Alleen een christelijke man kan zijn christelijke vrouw liefhebben vanuit de gestalte die de Heere behaagt. Enkel zo kan men de wereld iets laten zien van de liefde van Christus voor de Kerk. Ook in de verkeringstijd moeten wij de eer van God op het oog houden.

Op het afgelopen symposium van DC was één van de vragen tijdens de workshop ‘Huwelijk en gezin’, of men al dan niet met iemand van een ander kerkverband verkering zou kunnen krijgen. Opvallend was dat iedereen instemmend op deze vraag antwoordde.
Nu is het waar dat we verschillen tussen kerkverbanden niet mogen opblazen en vooral moeten kijken naar wat men bindt, maar toch zouden wij willen pleiten voor een bezinning op dit punt. Naast dogmatische vragen dient er rekening gehouden te worden met een verschil in spiritualiteit (lees: geloofsbeleving/bevinding) en soms zelfs jargon. Daarnaast speelt de familie en met name de ouders ook een rol. Dit zijn geen zaken waar men voor hoeft te vrezen, maar laten we ook hierin openheid en respect naar elkaar betrachten. Integriteit voor elkaars afkomst is cruciaal op dit punt en het zou vreemd zijn als men deze belangrijke vragen niet in een vroeg stadium aan de orde zou stellen.

Samengevat dient men dus te zoeken naar een christelijke partner met wie je tot eer van God kunt leven. Hier willen we nog een belangrijk punt aan toevoegen. Dit doen we in alle voorzichtigheid en liefde, maar de vraag moet gesteld worden. Namelijk: ‘Wie zijn wijzelf?’ Een zondaar, gevallen door de eerste Adam. Ja, dat klopt. Maar zijn we de tweede Adam al toegevallen? Of moet u tot uw schaamte vaststellen dat uw hart en oog meer gezocht hebben naar een aardse partner dan naar Christus? Niemand is wijs van zichzelf, ook hierin niet. Maar hoe kunnen wij christelijke partners zijn, als we Christus niet kennen? Wij kunnen ‘ons’ hart niet weggeven aan een jongen of meisje, als wij het niet eerst aan Hem zijn kwijtgeraakt. Enkel dan ontvangen wij de christelijke liefde van de Heilige Geest, waarmee wij de ander kunnen liefhebben. Ook hier geldt: zoekt eerst het Koninkrijk Gods en Zijn gerechtigheid (Matth. 6:33).

Zoals gezegd zijn dit tere zaken en dat beseffen we maar al te goed. Het kan zijn dat dit u aangrijpt, dat hier schuld ligt, maar dan mogen we ook hier, of misschien wel juist hier, terugvallen op het Woord. ‘Gedenk niet der zonden mijner jonkheid, noch mijner overtredingen; gedenk mijner naar Uw goedertierenheid, om Uwer goedheid wil, o HEERE’ (Ps. 25:7)!

Tot slot
We zijn aan het einde van dit eerste artikel gekomen. De gevallen staat van de mens, de vele wantoestanden in de wereld, het grote gebrek aan ware liefde en de onmogelijkheid van een onbekeerd hart om christelijke liefde voort te brengen, kan ons van ons stuk brengen. En dat is maar goed ook. Goed, omdat het ons uit dient te drijven naar Christus, de Voleinder des geloofs. Van Hem kunnen, mogen en moeten wij alles verwachten. Ook als het gaat om relaties. Het is de Heere Zelf Die zegt: ‘Het is niet goed, dat de mens alleen zij.’ Daarom mag het ons biddend verlangen zijn en blijven dat de Levende God ons iemand wil schenken met wie wij samen mogen reizen naar het Vaderland hierboven.


Literatuur
Augustinus, A. Belijdenissen, Vertaald en ingeleid door Gerard Wijdeveld. Amsterdam, 2008.
Bridges, C. Proverbs, The Geneva Series of Commentaries. Pennsylvania, 1977.
Calvin, J. Commentaries on the Book of Genesis, Vol. I. Michigan, 2009.
Danker, F.W. A Greek-English Lexicon of the New Testament and other Early Christian Literature. London, 2000.
Den Ouden, P. Liefde en trouw bij de Puriteinen. Houten, 2008.
Durham, J. Practical Exposition of the Ten Commandments. Dallas, 2002.
ESV. English Standard Version Study Bible. Illinois, 2008.
Goligher, L. The Fellowship of the King, The Quest for Community and Purpose. London, 2003.
Goligher, L. The Jesus Gospel, Recovering the Lost Message. London, 2006.
Henry, M. Matthew Henry’s Commentary, Volume 1 Genesis to Deuteronomy. Massachusetts, 1991.
Hoek-Van Kooten, A. Vonk of vuur, Als je verliefd bent… Heerenveen, 2006.
Keil, C.F. & Delitzsch F. Commentary on the Old Testament in Ten Volumes, Volume 1, The Pentateuch. Michigan, 1980.
Keller, T. Namaakgoden, De lege beloften van geld, seks en macht, en de enige werkelijke hoop. Franeker, 2009.
Köstenberger, A.J. God, huwelijk en gezin, Het Bijbels fundament. Kampen, 2008.
Molenaar, P. Het huwelijk. Houten, 2009.
Murray, J. Collected Writings of John Murray, 2: Systematic Theology. Cambridge, 2001.
Packer, J.I. A Quest for Godliness, The Puritan Vision of the Christian Life. Illinois, 1990.
Packer, J.I. Gods plannen voor jou. Doorn, 2008.
Ryle, J.C. Christen-zijn in het dagelijks leven, Over de praktijk van het geloof. Kampen, 2008.
Spurgeon, C.H. The New Park Street Pulpit, Volume 5 & 6. Grand Rapids, 2007.
Swanson, A. Whom Shall I Marry? Edinburgh, 2005.
Van der Graaf, J., Kole, I.A. (red.). Jij en… ’s-Gravenhage, 1979.
Van der Poel, Joh. Nood en Uitkomst, Sprokkelhout. 1960.
Van Kooten, R. Aan Zijn voeten, Onderwijs en verdieping in de geloofsleer. Heerenveen, 2004.
Van Kooten, R. Samen in gesprek, Voorbereiding op het huwelijk. Heerenveen, 2006.
Van Vlastuin, W. Het huwelijksformulier, De actualiteit van het klassieke formulier. Heerenveen, 1999.
Wenham, G.J. Word Biblical Commentary, Volume 1, Genesis 1-15. Colombia, 1987.
Wright, Christopher, J.H. Old Testament Ethics for the People of God. England, 2004.

Vaak gelezen posts:

Inleiding JV GG Beekbergen, Een schokkende realiteit...

Bijbelstudie: Openbaring 3:14-22