Romeinenkring 2012, Hervormd Oene, ‘De grootste Schat’

Schriftlezing: Markus 10:17-27



I. Rijk zijn in de wereld

Beste vrienden, 

Ik zat eens in een kerkdienst waar een predikant de volgende vraag stelde: ‘Welke plaats heeft de Heere Jezus in uw leven?’ Voor mij zat een oude man. Hij had ouderwetse kleren aan en zag er niet rijk, zeg maar gerust arm, uit. En toch was er wat met deze man. Want bij de vraag van de dominee begon zijn gezicht te stralen. En misschien had hij er zelf niet eens erg in, maar hij stak zijn wijsvinger omhoog. ‘Welke plaats heeft de Heere Jezus in uw leven?’ Voor deze man was het antwoord: ‘De eerste plaats’. Een arme man, die schatrijk in Christus bleek te zijn. 

Vanavond hebben wij gelezen van de rijke jongeling. Ook hij zocht het bij Jezus. We lezen dat hij naar Jezus toe rende en voor Hem op de knieën viel. Veel weten we niet van hem. Alleen dat hij veel bezittingen had en dat hij een godsdienstig man was. Hij stelt de volgende vraag aan Jezus: ‘Goede Meester, wat moet ik doen om het eeuwige leven te beërven?’ Wat een belangrijke vraag! De belangrijkste vraag die een mens kan stellen. Hij was dus zeker niet onverschillig! 
Wat zullen de discipelen wel niet gedacht hebben. Deze rijke, godsdienstige jongeman die Jezus om hulp komt vragen konden ze goed gebruiken. Hij zou mooi kunnen helpen met evangeliseren. Jezus zal wel zeggen: ‘Beste man, wat goed dat u naar ons bent toegekomen. Sluit u bij ons aan en u zult het eeuwige leven krijgen.’

Maar Jezus’ antwoord is heel anders. De rijke jongeling, die misschien wel gewend was dat iedereen voor hem vloog, krijgt een antwoord wat hij niet verwacht had. ‘Waarom noemt u Mij goed? Niemand is goed behalve Één, namelijk God.’ Wat een apart antwoord! Is het niet juist eerbiedig van de rijke jongeling om Jezus goede Meester te noemen?! Nee, dat was het niet. Want de rijke jongeling wist niet dat Jezus de Zoon van God was. Hij zag hem slechts als mens en niet als God. Daarom wijst Jezus hem op Zijn Vader in de hemel. Het is alsof Jezus zegt: ‘Vriend, je weet niet tegen Wie je spreekt. Waarom noem je een mens goed, terwijl God alleen goed is?! En waarom zoek je het eeuwige heil bij mensen en niet bij God?!’ En Jezus zegt meer: ‘U kent de geboden: U zult geen overspel plegen; u zult niet doden; u zult niet stelen; u zult geen vals getuigenis afleggen; u zult niemand benadelen; eer uw vader en uw moeder.’ De rijke jongeling reageert hier heel eerlijk op. ‘Meester, al deze dingen heb ik in acht genomen van mijn jeugd af.’ 

We hebben hier dus een rijke jongeling die altijd godsdienstig geleefd heeft. Dat moet toch wel een kind van God zijn! Nee, dat was hij niet. Deze jongeling had namelijk gemerkt dat hij geen rust had in zijn hoofd en hart. Het houden van de geboden had hem geen vrede gegeven. Er zat nog iets in de weg. Maar wat? Misschien dat hij iets over het hoofd zag. Daarom komt hij tot Jezus. 

Er staat zo rijk dat Jezus hem aankeek en hem lief had. Wat ligt hier al een les in! De Heere Jezus is niet gekomen om te oordelen, maar om zalig te maken dat wat verloren was. Te midden van onze zonde werd Hij in een beestenstal geboren. In een donker gat in de grond. Wat een zondaarsliefde! Wat een geduld voor mensen die niks hebben verdiend dan Gods toorn en straf. Jezus kijkt hem aan. Vol liefde. Hij kijkt dwars door hem heen. Misschien herken je dat wel. Dat je in de kerk zat en dat de Heere Jezus dwars door je heen keek. Dat Hij keek tot op de donkere bodem van je hart en zag wat daar allemaal leeft. ‘Één ding ontbreekt u: ga heen, verkoop alles wat u hebt en geef het aan de armen en u zult een schat hebben in de hemel; en kom dan, neem het kruis op en volg Mij.’

Dit is het antwoord op de vraag van de rijke jongeling. Hij wilde weten wat hij moest doen. Hier is het antwoord. Maar wat voor één! De rijke jongeling had dit niet verwacht. Alles verkopen?! Dat is teveel gevraagd. Hij wendt zich af van Christus’ liefdevolle ogen. Die ogen vol compassie en zondaarsliefde. Er staat dat hij treurig werd over dat woord en wegging. Letterlijk staat er: hij ging weg met zijn handen in het haar. Hij kon niks met dit antwoord, want hij had veel bezittingen. De schat in de hemel was hem niet meer waard dan zijn aardse goederen. Arme, rijke jongeling. Je schatten blijken geen trap naar de hemel, maar een anker naar de hel. Luther zei eens: ‘We moeten God meer vrezen, liefhebben en vertrouwen dan wat dan ook.’ En dat kon deze man niet. Hij had meer liefde voor zijn portemonnee dan voor zijn ziel. Hij vertrouwde niet op Jezus’ woorden. Hij ging weg. Teleurgesteld. 

Jezus en zijn discipelen blijven alleen achter. Jezus kijkt rond en leest de gedachten van zijn leer-lingen. Ze begrijpen Hem niet. Zo’n rijke jongeling, wat een aanwinst zou dat geweest zijn! Althans, dat dachten ze. Wij mensen zien aan wat voor ogen is, maar Jezus ziet het hart aan. En het hart van de jongeling was op zijn rijkdom gericht. Wat erg, zeg je. Of misschien, wat erg herkenbaar! Ook ik ben zo gehecht aan mijn aardse goederen. Aan mijn mobieltje, mijn laptop, of vul maar in. Maar mag je dan niet rijk zijn? Mag je dan geen mooie spullen hebben? Is dat de les van vanavond? 

Jezus spreekt verder: ‘Kinderen, hoe moeilijk is het dat zij die op rijkdommen vertrouwen, het Koninkrijk van God binnengaan!’ De discipelen staan verbaasd. Hier snappen ze niks van. In het oude Israël was men ervan overtuigd dat rijkdom een zegen van God was. En nu blijkt dit niet het geval te zijn! Sterker nog, Jezus zegt dat het onmogelijk is voor een rijke om het Koninkrijk van God binnen te gaan. ‘Het is gemakkelijker dat een kameel door het oog van een naald gaat, dan dat een rijke het Koninkrijk van God binnengaat.’ Als klein kind probeerde ik dat in mijn gedachten voor mij te zien. Zo’n grote harige kameel met twee bulten, die door de knieën gaat en door het oog van een naald probeert te gaan. Maar dat bedoelt Jezus hier helemaal niet. Dit spreekwoord laat niet zien hoe moeilijk het is dat een rijke behouden wordt, maar dat het onmogelijk is!! 

Wat een moeilijk gedeelte vanavond, vinden jullie niet? Zeker als je bedenkt dat de mens uit het moderne Westen veel rijker is dan die uit het oude Israël. De wanhopige roep van de discipelen begrijp ik wel: ‘Wie kan dan zalig worden?’ Met andere woorden, als rijke mensen niet zalig kunnen worden, gaan ook wij verloren! 

Toch zouden we een vergissing maken, als we denken dat dit gedeelte alleen over mensen gaat die het financieel goed hebben. Over hen die een hoog banksaldo hebben. Dat zou zelfs gevaarlijk zijn. Dan zou je kunnen denken: ‘Nou, met mij zit het wel goed. Ik leef tenslotte van een studiefinanciering en een bijbaantje. Dat maakt me echt niet rijk, hoor!’ Je voelt wel aan, dat we dan tekort doen aan Jezus’ woorden. Jezus leert ons hier niet dat financiële rijkdom per definitie verkeerd is. Denk maar aan Abraham. Er staat in Gen. 13:2 dat hij zeer rijk was, aan vee, aan zilver en aan goud. Of aan koning Salomo, waarvan wordt geschreven dat hij groter was dan alle koningen van de aarde in wijsheid en rijkdom (1 Kon. 10:23). En zo zijn er nog wel meer voorbeelden te noemen, van mensen die het financieel goed hadden in de Bijbel. Maar wat bindt Salomo nu aan Abraham? Hun rijkdom? Nee. Hun wijsheid? Nee. Hun godsdienst? Nee. Maar wel hun vertrouwen en liefde voor de Heere. Zij waren rijk, ja zeker. Maar ze zette er het hart niet op. En dat deed de rijke jongeling wel! Hij overtrad daarmee het eerste gebod: Gij zult geen andere goden voor Mijn aangezicht hebben. Of anders gezegd: je mag niks boven Mij, je Schepper, stellen. En dat deed de rijke jongeling wel. Zijn bezittingen had hij liever dan Jezus’ woorden. 

De rijke jongeling leeft al niet meer. Gods Woord is er nog wel en de vraag dringt zich aan ons op: Wie/wat staat er bij jou op de eerste plaats? Kun je net als die man voorin de kerk zeggen dat die plek wordt ingenomen door Jezus Christus? Heb je Hem liever dan je vader en moeder? Dan je vriend of vriendin? Liever dan je bankrekening? Liever dan de wereld en de zonde? Liever dan je eigen leven? Denk aan Stefanus die de martelaarsdood stierf en het uitriep: ‘Ik zie de hemelen geopend en de Zoon des Mensen, staande aan de rechterhand van God!’ Denk aan de martelaren in Rome, die zingend de brandstapel opliepen. Denk aan je godvruchtige opa of oma die reeds juicht voor de troon. Maar denk ook aan Jezus Christus, Die nu in de hemel is en op ons neerziet. Die weet of Hij bij jou op de eerste plek komt. Hij kijkt je aan, met dezelfde liefde in Zijn ogen als toen bij de rijke jongeling. 

De rijke jongeling is reeds gestorven. We weten niet hoe het met hem is afgelopen. Hij heeft zijn eeuwig huis al betrokken. Hij heeft zijn ogen geopend in de hel of in de hemel. Voor ons is er nog tijd. Maak er haast mee! Ban alles uit je leven wat je afhoudt van Christus. Rijkdom, luxe, eigengerechtigheid, onverschilligheid, angst, onkunde of noem maar op. 

Als je je nog thuis voelt in de wereld, ben je vreemdeling van God. Dan leef je nog voor eigen rekening. Dan ben je nog zonder Jezus. En Hij klaagt je aan. Ben Ik niet goed genoeg voor je? Wat was nu het probleem van de rijke jongeling? Dat hij rijk was? Nee. Maar dat hij zo arm was! Arm, zonder Jezus. 

II. Rijk zijn in Christus

Maar wat kun je nu in Christus vinden? In eerste instantie niks(!) Jesaja zegt dat zijn aangezicht geschonden was, meer dan van andere mensenkinderen (Jes. 52:14). Gestalte of glorie had Hij niet; als wij Hem aanzagen, was er geen gedaante dat wij Hem begeerd zouden hebben (53:2). Ook de rijke jongeling zag Jezus als een gewoon mens. De farizeeën zagen in Jezus slechts een verachtelijke timmerman en ook Jezus’ familie begreep niet Wie Hij was. 

En wij? Wie is Jezus voor ons? Is Hij slechts een goed voorbeeld? Iemand over Wie het in de kerk gaat? Iemand in Wie je ‘wel geloofd?’ Of is Hij al je grootste Schat geworden? Kun je het al belijden met Salomo in het Hooglied: ‘Zie, U bent mooi, mijn Liefste, ja, lieflijk!’

Beste vrienden, neem geen genoegen met wat de wereld je kan bieden. Met haar zucht naar geld, goederen, zelfontplooiing en naar je ‘lekker voelen’. Wie met de wereld leeft, komt met de wereld om. Straks op de jongste dag, maar soms ook nu in dit leven. Een treffend voorbeeld hiervan kwam ik tegen in de bibliotheek van de Universiteit Utrecht. Toen ik daar aan het werk was voor deze avond, zag ik in prullenbak een krant liggen. Hierop stond het verbijsterde gezicht van Wesley Sneijder. Nederland heeft verloren, stond eronder. Iemand had met een pen zijn hoofd flink bewerkt. Dit trof me. De godenzonen van het voetbal worden de hemel in geprezen als ze scoren, maar uitgescholden en veracht als ze het spelletje verliezen. Je zult maar niet meer hebben in het leven dan voetbal. Dan ben je arm. Straatarm. 

U, dan die gelooft, is Hij dierbaar, zegt de apostel Petrus (1 Pet. 2:7). En als je nog onbekeerd bent, dan wil de Heere je rijk maken. Hoe doet Hij dat eigenlijk? Een mens rijk maken? Zoals we gehoord hebben, zie je in eerste instantie niks in Jezus. Heb je Hem eigenlijk helemaal niet nodig. De vorige Romeinenkringavonden hebben we gehoord hoe dat komt. Weet je het nog wat de apostel Paulus in Rom. 3: 11 zegt? ‘Er is niemand die goeddoet, er is er zelfs niet één.’ Niemand zoekt God en daarom zoekt Hij de mens door het sturen van Zijn Zoon en later door de Heilige Geest. Deze Geest leert de mens dat ze straatarm is in zichzelf. Heeft Hij dat al aan jou geleerd? Heeft de Heilige Geest al laten zien dat je schuldig bent aan al Gods geboden en op weg bent naar de eeuwige rampzaligheid? En heeft de Heilige Geest je al gewezen op de redding in het bloed van het Lam?

O, wat wordt Christus dan opeens mooi! Wat gaan we dan de weergaloze schoonheid van Christus zien! Dan leren we roepen: Geef mij Jezus of ik sterf! Als je erachter komt dat dezelfde toorn over de zonde die Jezus vermorzelde op Gogoltha ook ons staat te wachten, als we ons niet bekeren.
Als wij Jezus met de ogen van het geloof gaan zien, dan pas zien we Zijn schoonheid! Pas dan zijn we echt schatrijk! Niet in onszelf, maar in Hem! Dan gaat in Jezus voor ons een schatkist van genade open. In een aardse schat is van alles te vinden: diamanten, goud, zilver, noem maar op. Zo ook in Jezus Christus. In Hem hebben wij vrede met God, vergeving van de zonde, verlossing van de vloek van de Wet, bevrijding van de gevangenschap van de wereld, het vlees en de duivel. Ook genieten Gods kinderen de rijkdom van Zijn altijddurende voorbede en Zijn liefdevolle steun als het ons tegenzit in het leven. 

In Christus ben je voor eeuwig rijk. Als we een nieuw hart krijgen, worden we voor altijd aan Hem verbonden. Wij zijn van onszelf straatarm, hoewel we denken rijk te zijn. Binnen en buiten de kerk zijn er mensen die zichzelf rijk wanen, maar arm zijn. Die zichzelf voor eeuwig bedriegen. We moeten in Christus Jezus zijn, zegt de Bijbel (bijv. in Kol. 3:3). Een voorbeeld om dit duidelijk te maken:

In de Tweede Wereldoorlog heeft Amerika Japan tot overgave gedwongen door een atoomaanval. Onder andere Hiroshima werd getroffen. In een straal van 30 kilometer werd alles weggevaagd. Mensen en dieren kwamen hierbij om. Stel je voor dat je als Japanner in deze stad woonde ten tijde van dit bombardement. Je hoorde de dreiging van de Amerikaanse president: ‘Verlaat de stad en kom naar een Amerikaanse stad. Anders kom je om.’ Stel dat je deze waarschuwing ernstig neemt. Je gelooft inderdaad dat er een bombardement komt. Sterker nog, je staat aan de kant van de Amerikanen en hebt zelfs telefonisch contact gehad met de Amerikaanse president. Toch blijf je in de stad. Je denkt dat het uiteindelijk meevalt. Totdat de bom valt…

Zo is het eigenlijk met veel naamchristenen in de kerk. Ze geloven ‘het wel’. Al dat gepraat over de hel. Het zal wel loslopen. God zal best genadig zijn, hoor. En ze weigeren te vluchten naar Jezus Christus. Net als die Japanner weigerde te vluchten naar een Amerikaanse stad. Eens zal Jezus terug komen om te oordelen de levenden en de doden (2 Kor. 5). Als je dan niet in Hem bent, als je dan geen deel hebt aan de grootste Schat, dan loopt het voor eeuwig verkeerd af. 

Maar vraag je je misschien af: Hoe weet ik nu of ik al rijk ben in Christus? 

Jezus vroeg eens aan Petrus, nadat die Hem drie keer verloochend had: ‘Simon, zoon van Jona, hebt u Mij lief?’ (Joh. 21:16) Het liefhebben van Jezus, dáár gaat het om! Want waar onze schat is, daar zal ook ons hart zijn. Ons hart is gemaakt om lief te hebben. Na de zondeval heeft het helaas de verkeerde dingen lief. De ware christen is erachter gekomen dat hij van nature geen liefde voor Jezus heeft. En toch mag hij het uitzingen: ik heb U lief, omdat U mij eerst heeft liefgehad! 

We moeten Jezus leren liefhebben, want er is veel mee gemoeid. Leven of dood, hemel of hel. En is Hij het niet eeuwig waard? Geboren in deze wereld. Geleden, bespot, bespuwt en gestorven voor ons. Daarom is een christen niet iemand die gedoopt is, zondags naar de kerk gaat en de rest van de week leeft alsof er geen God is. Een echt christen heeft liefde gekregen voor Jezus, heeft zichzelf leren kennen als zondaar en heeft verdriet van zijn oude natuur. 

En hoe weet je nu of je liefde voor Jezus hebt?

Niet als je geen last van je zonden hebt. Niet als je Hem niet kent en dat wel best vindt. Niet als je Hem niet boven alles bemint. Maar wat is het dan wel? Dat is niet zo moeilijk. Hoe weten we wan-neer we iemand lief hebben hier op aarde? 

-Als we van iemand houden, denken we aan diegene. We hoeven niet herinnerd te worden aan diegene. We vergeten hem niet. Hij komt meerdere malen per dag in onze gedachten. Een onbekeerd mens denkt niet aan Christus. 

-Als we van iemand houden, dan horen we graag over hem. We hopen meer te weten te komen over die persoon. Ons hart springt op als we over Hem horen! Zo is het tussen Christus en de ware christen. Hij gaat graag naar de kerk en leest graag zijn Bijbel, omdat dat de plaatsen zijn waar Jezus te vinden is. 

-Als we van iemand houden, willen we hem tevreden stellen. We doen geen dingen die die persoon verdriet doen. De ware christen wil naar lichaam en ziel heilig, toegewijd zijn aan Hem. 

-Als we van iemand houden, dan houden we van zijn vrienden. We worden aangetrokken tot Gods kinderen. We worden een vriend, een metgezel van ieder die Zijn Naam ootmoedig vreest. Als we ze voor het eerst ontmoeten, lijkt het alsof we ze al jaren kennen. Ze zijn leden van hetzelfde lichaam, soldaten in hetzelfde leger, reizigers naar dezelfde bestemming.

-Je komt op voor de naam en eer van degene van wie je houd. We dragen zorg voor de Naam, de kerk en de dag des Heeren. En dit alles vanwege onze liefde voor Jezus!

-Als we van iemand houden, dan praten we graag met die persoon. We vertellen hem onze gedachten en storten ons hart voor hem uit. We vertellen de Heere onze verlangens, gevoelens, gedachten en angsten. We smeken om Zijn hulp en bijstand. Ons hart hunkert naar omhoog! Gods volk heeft aan God genoeg, maar nooit van Hem genoeg!

-Als laatste, als we van iemand houden, willen we graag bij die persoon zijn. Het ware geloof wil de Zaligmaker van aangezicht tot aangezicht zien. Straks als de bazuinen zullen klinken zal Jezus wederkeren op de wolken van de hemel. Zullen wij dan onze grootste Schat ontmoeten?

III. Tot slot 

Daarom vrienden, gooi vanavond alles maar op de weegschaal. Al je ‘rijkdommen’. Wegen ze op tegen de liefde van Christus die alle verstand te boven gaat?! Als je erachter bent gekomen dat je jezelf niet kunt bekeren. Dat ook het geloof je geschonken moet worden. Dat je van jezelf zo liefdeloos bent, zo rijk in jezelf, wie zal dan zalig worden? Maar dat wat bij de mensen onmogelijk is, is mogelijk bij God! Dat is leven van genade. Dat is het Evangelie! 

Stop daarom met het oppoetsen van jezelf voor God. Met het vertrouwen op eigen krachten. Vertel Hem de waarheid over jezelf. Belijd de Heere dat Hij alleen je nog kan redden. Vlucht net als de rijke jongeling naar de Heere Jezus en belijdt Hem je armoede. Want in Hem zijn te vinden schatten van genade, wijsheid en goedheid. 

Welke plaats heeft de grootste Schat, de Heere Jezus in jouw leven gekregen? 

Amen





Bibliografie 

Frame, John M. The Doctrine of the Christian Life. Phillipsburg, N.J.: P & R Pub., 2008.
France, R.T. The Gospel of Mark : A Commentary on the Greek Text. Grand Rapids, W.B. Eerdmans ; Paternoster Press, 2002.
Lloyd-Jones, David Martyn. The Assurance of Our Salvation : Exploring the Depth of Jesus' Prayer for His Own: Studies in John 17. Wheaton, Ill.: Crossway Books, 2000.
———. Living Water: Studies in John 4. Wheaton, Ill.: Crossway Books, 2009.
Owen, John, and Sinclair B. Ferguson. Meditations on the Glory of Christ. Fearn: Christian Heritage, 2004.
Roos, J. Wat Dunkt U Van Den Christus? 20 Meditaties over Matthéüs 22:42a. Barneveld: Gebr. Koster, 2010.
Ryle, J. C. Holiness: Its Nature, Hindrances, Difficulties, and Roots. Peabody: Hendrickson Publishers, 2007.

Vaak gelezen posts:

Inleiding JV GG Beekbergen, Een schokkende realiteit...

Bijbelstudie: Openbaring 3:14-22