Bostonkring, avond 3

Door: P.M. van As

De Viervoudige Staat: de staat der rechtheid, hoofdstuk 1, onderdeel 1 en 2

Hartelijk welkom op deze derde kringavond van de Bostonkring! Deze kringavond zullen we een begin maken met de tweede staat, namelijk: de staat van de natuur of de algehele verdorvenheid. De vorige kringavond hebben we stilgestaan bij de eerste staat, de oorspronkelijke rechtvaardigheid en geluk van de mens. Volgens Boston een 'lieflijk en gelukkig schepsel’.

De tweede staat bestaat uit een drietal hoofdgedachten namelijk: 

1. De zondigheid van de natuurstaat van de mens;
2. De ellende van de natuurstaat van de mens;
3. Het totale onvermogen van de mens om zichzelf te herstellen; 

Deze drie hoofdgedachten vallen weer uiteen in een aantal nadere aandachtspunten. Vanavond vraagt onze aandacht hoofdgedachte 1: De zondigheid van de natuurstaat van de mens. Hoofdgedachte 2 en 3 zullen op de vierde Bostonkringavond behandeld worden. De eerste hoofdgedachte is onderverdeeld in: 

1. Bevestiging van de leer van de verdorven natuur;
2. De verdorvenheid van de natuur in haar verschillende delen;
3. Hoe de natuur van de mens verdorven werd;
4. Toepassing van de leer van de verdorvenheid van de mens;

We proberen deze lijn vast te houden, zodat de opbouw van Bostons betoog goed te volgen blijft. 

Inleiding
Boston begint de tweede staat met een korte inleiding aan de hand van Genesis 6 vers 5: “En de Heere zag, dat de boosheid des mensen menigvuldig was op de aarde en al het gedichtsel der gedachten zijns harten te allen dage alleenlijk boos was.” Deze tekst vat heel kernachtig samen hoe diep onze val is geweest. Zo heerlijk als de eerste staat was, zo somber en treurig is de tweede staat. Boston legt bovenstaande tekst eerst uit in haar verband. Ze wijst op Gods rechtvaardigheid in het brengen van de zondvloed over deze wereld. Scherp tekent Boston onze staat: “Het hart is altijd iets aan het verzinnen, maar nooit iets goeds. (…) Maar zit er dan ten minste toch niet iets goeds in? Nee, zij zijn alleenlijk boos. Er is niets in dat werkelijk goed en aangenaam voor God is, en in iets dat uit deze smederij komt, kan ook niets goed zitten, want daar werkt Gods Geest niet, maar daar werkt ‘de overste van de macht der lucht’ (Ef. 2 vers 2).” En zo zouden nog meer citaten te geven zijn. De verdorvenheid zit diep in ons hart geworteld, ze is er door heen geweven, in de kern van onze ziel doorgedrongen. Geloven wij dat ook? 

Boston schrijft verder: “(…) en ze zal nooit genezen worden dan door een wonder van genade. Nu, zo is het hart van de mens, zo is zijn natuur, tot wederbarende genade er verandering in brengt.” Waarschuwend schrijft Boston vervolgens: “Pas ervoor op dat er geen gedachte in uw zondig hart opkomt, die zegt: Wat heeft dat met ons te maken? Laat dat geslacht van wie de tekst spreekt daarop toezien. De Heere heeft immers het geval van dat geslacht laten optekenen om alle daarna komende geslachten een spiegel voor te houden, waarin zij de verdorvenheden van hun eigen hart kunnen zien.” Op pagina 42 noemt Boston verschillende Schriftplaatsen waaruit de verdorvenheid van des mensenhart blijkt. 

De tekst uit Genesis 6 verklaart de oorzaak van de zondvloed. Maar ook zonder deze tekst zouden we moeten begrijpen welke twist God heeft met Zijn eigen schepsel. Voorbeeld: “Als wij een wijze man – die een bijzonder precies werkstuk had gemaakt en het van harte had goedgekeurd, omdat hij het, toen hij het uit handen gaf, geschikt achtte voor het gebruik waarvoor het was bestemd – op zagen staan en het woedend in stukken zagen breken toen hij er later naar keek, zouden wij dan niet de conclusie trekken dat de vorm ervan sinds het uit zijn handen kwam, totaal was bedorven en dat het niet meer gebruikt kon worden voor het doel waarvoor het eerst was ontworpen?”. De zondvloed heeft de verdorvenheid van de menselijke natuur niet weggespoeld. Denk aan de zonde van Noach. Hoewel de zondvloed de verdorvenheid van de mens niet kon wegvoeren, wees deze wel op de wijze waarop het gedaan moet worden, namelijk dat de mens ‘geboren moet worden uit water en Geest’. De mens moet opgewekt worden uit zijn geestelijke dood in de zonde, door de genade van Jezus Christus. 

Bevestiging van de leer van de verdorven natuur
Na deze inleiding begint Boston met zijn eerste nadere aandachtspunt, namelijk de bevestiging van de leer van de verdorven natuur. In dit stuk gaat Boston allerlei bewijzen aandragen:
  • Bewijzen uit de Schrift
  • Bewijzen uit ervaring en waarneming
  • Meer bewijzen van de verdorvenheid
  • Overblijfselen van natuurlijke verdorvenheid in de heiligen
  • Ieder mens vertoont het beeld van de gevallen Adam
Van al deze aandachtspunten, gelet op de tijd, slechts één voorbeeld. In het Oude Testament spreekt Job: ‘Wie zal een reine geven uit den onreine? Niet één.’ In het Nieuwe Testament zegt de Heere Jezus tegen Nicodemus: ‘Hetgeen uit het vlees geboren is, dat is vlees’. De betekenis van deze tekst is dat allen van nature zondig en verdorven zijn. Daarom wijst de Heere Jezus erop dat zij, omdat zij vlees zijn, ‘wederom geboren’ moeten worden, want anders ‘kunnen zij het Koninkrijk Gods niet ingaan’. 

Laten we te rade gaan bij onze eigen ervaringen en waarnemingen. Dat doet Boston ook. ‘Wie ziet niet dat een vloed van ellende de wereld overstroomt?’ En: ‘Let er eens op hoe vroeg deze verdorvenheid van de natuur in jonge kinderen openbaar komt. (…) Volgen de kinderen van de gevallen Adam niet reeds de voetstappen van hun vader, voordat zij alleen kunnen lopen?’ Het is waar. Helaas. Boston: ‘Sinds Kaïn het bloed van Abel vergoot, is de aarde veranderd in een slachthuis. De jacht gaat door, sedert Nimrod met jagen begonnen is. Op de aarde, zowel als in de zee, verslinden de grotere nog steeds de kleinere’. Denken we hier over na, als we een kat een jong vogeltje zien verschalken? Of zeggen we: ‘dat is de natuur…’. 

Boston noemt nog meer bewijzen van de verdorvenheid. Ieder mens houdt ervan om zelf in volle vrijheid te leven. We willen autonoom zijn. Onszelf tot wet. Kijk maar eens naar dictators. Die plaatsen zichzelf vaak buiten het bereik van alle wetten door zichzelf onbeperkt gezag te geven. Boston schrijft: ‘Dat komt overeen met het monsterlijke doel dat de mens in het begin had, namelijk om als God te zijn.’ Verder: ‘Let er eens op, waarom het dikwijls nodig blijkt oude wetten te wijzigen en nieuwe te maken. Die nieuwe wetten vinden hun oorsprong in nieuwe misdaden, die de menselijke natuur in overvloed voortbrengt.’ Niets voor niets is belastingwetgeving zo veranderlijk…

Er zijn ook nog overblijfselen van de natuurlijke verdorvenheid in de heiligen. Gods Woord tekent de mens zó eerlijk… Denk aan de apostel Paulus: ‘Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen uit het lichaam deze doods?’ Zolang Gods kinderen op de wereld zijn, zit de verdorvenheid vast met banden van ijzer en koper in hun hart. Boston: Ik hoef hierbij niet stil te blijven staan om de godzaligen te bewijzen dat hun natuur verdorven is, want zij zuchten eronder.’ Wij ook? 

Ieder mens vertoont het beeld van de gevallen Adam. Wij dus ook. Is zondige nieuwsgierigheid ons niet eigen? Wij lezen liever iets opmerkelijks over het Koningshuis of over voetbal dan dat we ons verdiepen in oude, zuivere leerstukken. ‘Sinds de ogen van onze eerste voorouders werden geopend voor de verboden vrucht, zijn de ogen van de mens de poorten geweest die de verwoesting toegang tot de ziel verschaften.’ Job zei: ‘Ik heb een verbond gemaakt met mijn ogen.’ Adam en Eva aten van de verboden vrucht. 

Zorgen voor ons lichaam. Hoeveel tijd besteden wij eraan? ‘O, hoe gelukkig zouden wij kunnen zijn, als wij maar evenveel moeite zouden besteden aan onze ziel als aan ons lichaam! Als die vraag: ‘Wat moet ik doen, opdat ik zalig worde?’, maar bijna net zoveel in onze gedachten zou zijn als deze vragen: ‘Wat zullen wij eten, of wat zullen wij drinken, of waarmede zullen wij ons kleden?’ Menig geval dat nu hopeloos is, zou dan zeer hoopvol worden. 

We lijken het meest op Adam in het vergoelijken van de zonde en de schuld aan anderen te geven. Adams bekentenis was maar kort: ‘En ik heb gegeten’. Doen wij niet net zo? 

Boston vat de bevestiging van de leer van de verdorven natuur als volgt samen: ‘(…) Laten wij overreed worden om het leerstuk van de verdorvenheid van onze natuur te geloven. Laten wij zien op de tweede Adam, de gezegende Jezus, opdat Zijn dierbaar bloed aan ons toegepast worde om de schuld van onze zonde weg te nemen en opdat de krachtige werking van Zijn Heilige Geest ons tot nieuwe schepselen make, omdat wij weten dat ‘tenzij dat iemand wederom geboren wordt, hij het Koninkrijk Gods niet zien kan.’ 

De verdorvenheid van de natuur in haar verschillende delen
We zijn bezig met de eerste hoofdgedachte van de twee staat, namelijk de zondigheid van de natuurstaat van de mens. Deze eerste hoofdgedachte valt uiteen in vier stukken. In het voorgaande hebben we de bevestiging van de verdorven natuur behandeld. Nu het tweede stuk, namelijk: de verdorvenheid van de natuur in haar verschillende delen. 

Boston werkt dit stuk ook weer nader uit in drie nadere stukken: 

1. De verdorvenheid van het verstand
2. De verdorvenheid van de wil
3. De verdorvenheid van de genegenheden, van de consciëntie en van het geheugen en het lichaam dat in die verdorvenheid deelt

A. De verdorvenheid van het verstand
Boston begint met het noemen van een aantal teksten waaruit de verdorvenheid van het verstand blijkt. ‘Er is niemand die verstandig is’ (Rom. 3:11) en ‘Verstand en consciëntie zijn bevlekt’ (Titus 1:15). We zijn traag van begrip in geestelijke zaken. Verduisterd is ons verstand. Dit blijft zo totdat er vanuit de hemel plotseling een nieuw licht ontstoken wordt, zoals bij de verloren zoon die tot zichzelf kwam. Duisternis was er op de aarde voor en in de tijd dat Christus kwam. Hij ging op als een Zon der gerechtigheid over de aarde (Maleachi 4 vers 2). We leven in de Adventstijd. Ons hart, de hele wereld is in duisternis gehuld…. totdat Christus, het ware Licht, daarin komt. Hij is de Morgenster. Is Hij al in ons hart opgegaan? Zien we daar naar uit? 

Boston gebruikt de gelijkenis van de blindgeborene uit Johannes 9 om te laten zien dat de natuurlijke duisternis van ons verstand groot is. Onze ogen kunnen alleen geopend worden door het bloed van Jezus Christus, Zijn ogenzalf maken onze ogen ziende. 

‘Alle mensen hebben gemeen (gelijk) dat zij begeren gelukkig te zijn’. Alleen hóe we gelukkig moeten worden, weten we niet. ‘Werp eens een blik in uw eigen onwedergeboren hart en daar zult u zien dat alles ondersteboven ligt: de hemel ligt onder, en de aarde boven.’ Zo zoeken we het overal, maar niet op de juiste plek. ‘Maar de natuurlijke mens begrijpt niet de dingen die des Geestes Gods zijn; want zij zijn hem dwaasheid, en hij kan ze niet verstaan, omdat zij geestelijk onderscheiden worden’. Boston concludeert: ‘Kortom, de natuurlijke mens vreest, zoekt en belijdt wat hij niet kent.’

In een van de bewijzen die Boston aanvoert voor onze natuurlijke neiging tot het kwade stelt hij volgende: ‘Welk een moeilijke taak is het om ervoor te zorgen dat het vleselijke verstand zich tot God blijft wenden! Hoe afkerig is het hart ervan goede gedachten te koesteren en te blijven mediteren over geestelijke zaken!’. Heel herkenbaar. Althans voor mij persoonlijk. ‘Het is moeilijk, maar niet onmogelijk! Gods genade kan dat doen.’ Psalm 108 vers 2: ‘O God, mijn hart is bereid; ik zal zingen en psalmzingen, ook mijn eer’. De praktijk is helaas zo vaak: ‘(…) het vleselijke verstand, dat zich bezighoudt met enig geestelijk goed, is niet in zijn element en het kan er daarom zijn aandacht niet bijhouden.’ 

‘Voor iedere wellust vindt de verdorven verbeeldingskracht zo nodig wel een vriend.’ Ook als mensen dromen. Hoe kunnen we bewaard blijven voor zonden die ons zo lichtelijk omringen? Boston wijst op de wet. Als een mens bewaard blijft voor de zonde, is dat het onmiddellijke gevolg van het afdrukken van Gods wet in het hart. Zie heel Psalm 119. 

Scherp rekent Boston af met de zonden van het ongeloof: ‘De beloften zijn als zilveren koorden die van de hemel zijn neergelaten om zondaars tot God te trekken en hen over te brengen naar het beloofde land, maar zij werpen ze van zich. Zij geloven de dreigementen van het Woord niet.’ Het voorhoofd is geworden als staal. Petrus mag een kostelijke geloofsbelijdenis uitspreken in Johannes 6. Waardoor? Omdat God de Vader in de hemel, dat aan Petrus heeft geopenbaard. 

Tot slot gebruikt Boston het beeld van een tweede toren van Babel. Die staat opgericht tegen de hemel in ons aller hart. Het Woord beukt tegen die toren aan. Telkens worden de bressen hersteld. Totdat God Zelf door Zijn Geest een beving in het hart van de mens veroorzaakt, die de toren in elkaar doet storten en niet een steen op de ander laat. 

‘Genoeg nu over de verdorvenheid van het verstand. Hoewel ik er de helft nog niet van gezegd heb, kan dit u de volstrekte noodzakelijkheid van wederbarende genade laten zien. Noem het verstand ‘Ikabod’, want ‘de eer ervan is weggevoerd’. Denk hier eens goed over na, u die nog in uw natuurstaat verkeert, en leg uw geval zuchtend neer voor het aangezicht des Heeren, opdat de Zon der gerechtigheid over u mag opgaan, voordat u opgesloten wordt in eeuwige duisternis.’

B. De verdorvenheid van de wil
Maar liefst 30 pagina’s wijdt Boston aan de verdorvenheid van onze wil. De wil. Wat is dat eigenlijk? De Van Dale noemt het: ‘het menselijke vermogen bewust te streven naar iets.’ Boston noemt de wil: ‘het gebiedend vermogen’. Boston gaat de verdorvenheid van de wil aantonen door verschillende elementen te benoemen, zoals: 
  • De totale onbekwaamheid tot het waarlijk goed
  • De afkerigheid van het goede
  • De geneigdheid tot het kwade
  • De vijandschap tegen God
  • De weerspannigheid tegen de Heere en
  • De verdorvenheid van de wil met betrekking tot het hoogste doel
Van al deze elementen zal ik proberen iets samen te vatten van hetgeen Boston erover schrijft. Het element van de vijandschap tegen God wordt door Boston nader uitgediept, zoals we zullen zien. 

De totale onbekwaamheid tot het waarlijke goede staat in de Bijbel in Efeze 2 vers 1: ‘En u heeft Hij mede levend gemaakt, daar gij dood waart door de misdaden en de zonden.’ Zie kanttekening 2 daarover. ‘De wil van de natuurlijke mens ligt gekluisterd in de ketenen van de satan.’ Johannes 15 vers 5: ‘(…) want zonder Mij kunt gij niets doen.’ Kanttekeningen 12 en 13 merken op: Dat is, van Mij afgezonderd zijnde, of: zonder Mijn kracht. Grieks: niet iets, dat is, ganselijk niets, namelijk dat ter zaligheid vereist wordt. Boston laat twee zijden zien: óf we geloven in deze totale onbekwaamheid en worden lijdelijk: ‘Hieruit komt al die onbevreesdheid voort aangaande de eeuwige staat van de ziel. Hieruit komen zoveel uitstel en afstel in die gewichtige zaak voort, waardoor er door sommigen zoveel werk bewaard wordt voor hun doodsbed.’ Óf we geloven wel in een vrije wil en we beschermen onze wellusten zolang mogelijk. ‘(…) die kunnen ze in een ogenblik van zich afwerpen wanneer zij niet langer kunnen gebruiken, om dan vanuit de schoot van Delila in de schoot van Abraham te springen’. 

Er is in de onvernieuwde wil een afkerigheid van het goede. ‘Niet alleen kan hij niet tot Christus komen, maar hij wil ook niet komen.’ Als voorbeeld noemt Boston de onhandelbaarheid van kinderen. Daarnaast ook de tijd. Deze vliegt voorbij als het gaat om wereldse zaken. ‘Maar hoe moeizaam gaat de tijd voorbij als zij luisteren naar een gebed of een preek, of wanneer het sabbat is’. Als de Heere tot een ziel komt, stelt satan alles in het werk om de ziel voor hem te behouden. Er ontbrandt een felle strijd. ‘(…) Hij kan er echter nog niet aan denken zo spoedig het zondigen na te laten. Er is nog tijd genoeg; hij zal dat later wel doen.’ ‘Kortom, de ziel zal in dat geval, zoals een vis met een haak in zijn bek, allerlei pogingen aanwenden om te ontsnappen, totdat hij dat niet meer kan (…).’

De geneigdheid tot kwade. Deze zit in de wil van de mens van nature. Hosea 11 vers 7: ‘Want Mijn volk blijft hangen aan de afkering van Mij; (…)’ Hierin komt de kern van de bekering duidelijk naar voren: omkering, omgekeerd worden. Radicaal. Normaal van God afkerig, afgekeerd. Dan in beginsel weer op God gericht. Boston: ‘Het is zeker dat de wil van de mens niet in evenwicht is, maar dat hij doorslaat naar de verkeerde kant.’ Goede indrukken zijn niet blijvend. ‘Het hart werkt het ontvangen ervan tegen, en als er goede indrukken zijn gemaakt, dan tracht het deze weer kwijt te raken en terug te keren zijn natuurlijke neiging.’ Herkenbaar voor ons? 

Vijandschap tegen God
Zoals gezegd diept Boston dit element nader uit. Hij doet dit door onze vijandschap tegen het bestaan van God, tegen Gods Zoon, tegen Gods Geest en tegen Gods wet als richtsnoer ten leven te tekenen. Onze vijandschap tegen het bestaan van God blijkt uit Psalm 14 vers 1: ‘De dwaas zegt in zijn hart: ‘Er is geen God’’ en uit Job 21 vers 14: ‘Nochtans zeggen zij tot God: Wijk van ons, want aan de kennis Uwer wegen hebben wij geen lust.’ Boston stelt aan ons geweten de volgende vragen:
  • Hoe is de gezindheid van uw hart jegens de oneindige zuiverheid en heiligheid van God?
  • Wat is de gezindheid van uw hart jegens Gods rechtvaardigheid?
  • Hoe staat het met uw gezindheid jegens Gods alwetendheid en alomtegenwoordigheid?
  • Hoe staat het met uw gezindheid jegens Gods waarheid en waarachtigheid? 
  • Hoe staat het tenslotte met uw gezindheid jegens Gods macht? 
Boston tekent ons aller beeld van nature in zijn antwoorden op deze vragen en concludeert: ‘Op grond hiervan verklaar ik dat ieder mens die niet vernieuwd is, een vijand van God is.’

De vijandschap tegen Gods Zoon werkt Boston uit in de drie ambten van Christus: Profeet, Priester en Koning. Toch openbaart de vijandschap zich het sterkste bij het priesterlijk ambt. Onze wil strijdt tegen het grote Heilsplan dat de Heere met de Zijnen volvoert. Hoe komt dit? 

We willen zèlf iets doen. Boston zegt het zo: ‘De hoofdinhoud van onze natuurlijke godsdienst is goed te doen vanuit onszelf en voor onszelf (Joh. 5 vers 44). De hoofdinhoud van de godsdienst naar het Evangelie is onszelf te verloochenen en goed te doen vanuit Christus en voor Christus (Fillip. 1 vers 21)’ Nog zo’n prachtige zin: ‘Geloven houdt in dat de ziel alles buiten zichzelf zoekt.’

En daar strijden we tegen. Maar het is óf het een, óf het ander. Paulus schrijft in Romeinen 11 vers 6: ‘En indien het door genade is, zo is het niet meer uit de werken; anderszins is de genade geen genade meer; anderszins is het werk geen werk meer.’ Vrije genade. Vrije genade alleen schittert door de gehele geschiedenis van de Bijbel heen. Zielsbevindelijk is het een diepe les. Boston vergelijkt het met een huwelijk. De wet is onze eerste man. Daarvan moeten we scheiden. Een scheiding door de dood. Op die manier komt er plaats voor Christus. 

Onze wil is weerspannig tegen de Heere. We hebben hart van steen. Een ongevoelig hart. ‘(…) totdat de Geest des Heeren hem zo levend maakt dat hij het voelt.’ 

Tenslotte is de onvernieuwde wil totaal verdorven met betrekking tot het voornaamste en hoogste doel van de mens. We zijn zelf-bedoelers geworden. We werden zo geschapen dat we ons rechtstreeks op God richten. Dit hebben we gezien toen we de eerste staat overdachten. Is er dan niets goeds in ons overgebleven? Boston schrijft: “Ook heffen die druppels van liefelijkheid die God in het schepsel gelegd heeft, zijn ziel niet op tot die oceaan van vreugde die in de Schepper te vinden is, hoewel ze werkelijk een teken zijn dat bij de hemeldeur hangt om de mens te vertellen van de volheid van goedheid die in God Zelf is.’ Zie Handelingen 14 vers 17. 

Al hetgeen we overdachten inzake de verdorvenheid van de wil wordt door Boston als volgt samengevat: ‘En zo heb ik u in enkele grove trekken de wil van de mens in zijn natuurlijke staat geschetst, die ik afgeleid heb uit de Schrift en uit de eigen menselijke ervaring. Noem de wil niet meer Naomi, maar Mara, want hij is bitter en een wortel van bitterheid (…)’. 

C. De verdorvenheid van de genegenheden, van de consciëntie en van het geheugen; en het lichaam dat in die verdorvenheid deelt
Even kort de hoofdlijn: we zijn bezig met de verdorvenheid van de natuur in haar verschillende delen. De verdorvenheid van het verstand en de wil hebben we gezien. Nu nog het laatste stuk: de verdorvenheid van de genegenheden, het geweten en het lichaam. 

‘Naar de geestelijke dingen gaan de genegenheid altijd te weinig uit.’ In ons hart leven andere dingen: kwade gedachten, dieverijen en gierigheden. Boston vat het voorgaande nog eens helder samen: ‘Nu ziet u hier een drievoudig snoer tegen de hemel en de heiligheid dat niet gemakkelijk gebroken wordt: een verblind verstand, een verdorven wil, en ongeregelde, verwarde genegenheden. (…) Zo verzet het arme schepsel zich tegen een goeddoend God, totdat de dag van Gods sterkte aanbreekt, waarop hij herschapen wordt tot een nieuw schepsel.’

Het geweten is bevlekt en verdorven. Van nature eigenlijk niet goed om haar taak te vervullen. Ze heeft licht nodig om haar werk te doen. Licht van de Heilige Geest. 

Het geheugen is ook verdorven. Hetgeen wat goed is, en het waard is om onthouden te worden, glipt er makkelijk uit weg. En het kwade zet zich er zo makkelijk in vast! Herkenbaar? Ik denk het wel. 

Het lichaam deelt in de verdorvenheid. Boston noemt twee punten: ‘1. De natuurlijke kwaal van het lichaam van Adams nakomelingen, is een gevolg van de eerste zonde en het lichaam heeft dus een aangeboren neiging tot zondigen. 2. Het lichaam is de ziel in vele zonden van dienst.’ Het lichaam is van nature een werktuig van de duivel, een wapenmagazijn tegen de Heere. Boston komt zo bij het tweede algemene hoofdpunt: hoe de natuur van de mens verdorven werd. 

Hoe de natuur van de mens verdorven werd
Van de tweede staat, de eerste hoofdgedachte, hebben we nu twee nadere aandachtspunten gehad, namelijk: de bevestiging van de leer van de verdorven natuur en de verdorvenheid van de natuur in haar verschillende delen. Er resteren nog twee nadere aandachtspunten voordat de eerste hoofdgedachte van de twee staat door Boston wordt afgerond: hoe de natuur van de mens verdorven werd en een toepassing van de leer van de verdorvenheid van de mens.

Romeinen 5 vers 12: ‘Door één mens is de zonde in de wereld gekomen’. Vers 19: ‘Door de ongehoorzaamheid van dien énen mens zijn velen tot zondaars gesteld’. De zonde van Adam verdierf onze goed geschapen natuur volledig. Adams zonde wordt ons toegerekend. Boston gaat in op de vraag van ons allen: waarom? Zes redenen noemt hij. In een van de redenen legt hij een lijn naar Christus. Als we geen deel willen hebben aan de zonde van Adam, kunnen we ook geen deel hebben aan de Tweede Adam. De Plaatsbekleder in het tweede verbond. Boston geeft aan dat in de eerste zonde van onze voorouders, er tegen al de Tien Geboden werd gezondigd. 

Toepassing van de leer van de verdorvenheid van de mens
Boston geeft een aantal toepassingen van dit leerstuk: 
  • Het eerste gebruik is ter lering
  • Het tweede gebruik is om te weeklagen
  • Het derde gebruik is deze droevige waarheid te geloven
Hoe krijgen we nu een beeld van onze verdorven natuur? Een praktische vraag tot besluit. Boston adviseert drie dingen: 

1.Beijver u om de geestelijkheid en de omvang van Gods wet te leren kennen, want dat is de spiegel waarin u uzelf kunt zien. 
2. Sla uw hart te allen tijde gade, maar vooral tijdens verzoekingen. Verzoeking is een vuur dat het schuim opwerpt van het boze hart. 
3. Ga tot God door Jezus Christus, om verlichting door Zijn Geest te verkrijgen. Leg uw ziel open voor het aangezicht des Heeren, en toon u bereid de boosheid van uw natuur te leren kennen. Zeg tot Hem: ‘Wat ik niet weet, leer Gij mij dat.’ Wees gewillig om licht te ontvangen uit het Woord. Geloof en u zult het zien. De Geest onderwijst door het Woord, maar zonder het onderwijs van de Geest zal al het andere onderwijs tevergeefs zijn. 

Al scheen het Evangelie om u heen als de zon op de middag en al werd deze grote Waarheid nimmer zo duidelijk gepredikt, toch zult u nooit tot ware zelfkennis komen, voordat Gods Geest Zijn kaars in u ontsteekt. De volheid en heerlijkheid van Christus, de verdorvenheid en boosheid van onze natuur, worden alleen maar goed geleerd wanneer de Geest van Christus de Leraar is. 

Niets aan toe te voegen, wat mij betreft. Zo zij het.

Vaak gelezen posts:

Inleiding JV GG Beekbergen, Een schokkende realiteit...

Bijbelstudie: Openbaring 3:14-22